|
|
|
“je moet je niet alleen laten leiden door bevestiging”
door anderen geroepen‘In mijn leven heb ik ervaren dat het een Genade is om door anderen geroepen te worden. Ik werd door mijn overheid in 1965 geroepen om naar Chili te gaan. Niet uit eigen wil, maar op verzoek van de bisschop in Talca werd ik veertig jaar geleden priester gewijd. En in 1994 koos het kapittel me in het generaal bestuur FIC. Ruim twaalf en een half jaar geleden verzocht de directie van De Beyart of ik pastor in dat huis wilde worden. Ik ben steeds op die verzoeken ingegaan, omdat ik voelde dat men me op die plek nodig had. Daarbij vroeg ik niet wat men van mijn werkzaamheden dacht. Ik voelde “een kracht” die me steunde. Binnen die omstandigheden heb ik mijn best gedaan om mezelf te blijven. Dat is misschien mijn armoede, maar ook mijn rijkdom.’Nico Coolen komt uit een groot hecht gezin uit Veghel (1938). Zijn vader was kapper. Zijn moeder stierf te vroeg, Nico was 16. In het gezin was veel aandacht voor muziek. Er werd samen gezongen en gemusiceerd. Nico speelt piano, zingt (soms wat hees, maar ala), speelt orgel, dwarsfluit en gitaar. ‘We maakten samen thuis veel muziek en dat geeft precies de sfeer aan, waarin ik ben opgegroeid.’ In 1959 doet hij zijn professie bij de Broeders FIC en snel erna wordt hem gevraagd naar Chili te gaan. ‘Dat ik gevraagd werd voor het werken in het buitenland, was niet bij mezelf opgekomen.
geloofsverkondiging‘Aanvankelijk kwam ik als onderwijzer in een basisschool in Viña del Mar te werken. Na enkele jaren werd dat Talca. Geïnspireerd door de spiritualiteit van de Congregatie en de vernieuwende gedachten van Vaticanum II werkten wij als broeders in ons apostolaat. Vooral op aandringen van Br. Emerentio Beelen legde ik me meer en meer toe op de katechese: het uitdragen van de blijde boodschap aan jeugd, jongeren en volwassenen. Hierbij lag voor mij de nadruk op het belang die boodschap te verstaan en begrijpen, als een bevrijdend bezig zijn met de werkelijkheid zoals die dagelijks geleefd werd. Mijn gedachten werden geleid door Jezus’ Boodschap door mijn omgang met ouders, leerkrachten en kinderen.’‘In die jaren was het in Chili zeer woelig op politiek gebied. Nadat Allende drie jaar het land had bestuurd, nam Pinochet in 1973 met geweld de leiding over. De beelden van onderdrukking en martelingen staan nog op ieders netvlies. De Kerk in Chili stond voor een duidelijke keuze: laat je macht en onderdrukking hun werk doen, of ga je staan aan de kant van de zwakken, de rechtelozen? Onze bisschop van Talca, Mgr. Carlos González, koos voor de laatsten. Zijn wonen en stijl van leven – hij woonde in een houten huis – kwamen overeen met zijn voorkeur voor de kleine mens op de campo en in de stad. Hij was veel onder de mensen. Als ik naar het doen en laten van onze huidige paus Franciscus kijk, zie ik duidelijke overeenkomsten.’
Zijn vraag overviel me zeer. Maar er was in mij een innerlijke vrijheid om op zijn verzoek wel of niet in te gaan. Ik verwees hem naar mijn overheid in Chili en in Nederland. Nadat hij daartoe toestemming had verkregen van het congregatiebestuur in Maastricht – gingen wij ertoe over. Op 15 augustus 1974 wijdde bisschop González me in de kathedraal van Talca tot priester, alle broeders vierden mee. Als men me nu zou vragen waarnaar mijn voorkeur uitgaat, dan kies ik voor miin broeder-zijn boven dat van het priesterschap.’ doorwerking vaticanum II‘Het Tweede Vaticaanse Concilie dat door paus Johannes XXIII was bijeen geroepen, had ook voor de kerkgemeenschap in Latijns Amerika zijn gevolgen. Op nationaal en diocesaan niveau werden er cursussen over gegeven, de bevrijdingstheologie werd ook toegepast in onderwijsmethoden, in het godsdienstonderwijs en op niveau van de school als leefgemeenschap. Op ons Colegio Integrado Pio X in Talca (een school met een gemengde schoolbevolking van kinderen uit rijke, middenstands en arme gezinnen) werden de gedachten van eigentijdse opvoeding doorgevoerd. Na mijn priesterwijding vierden we dat elk weekend in de basisgemeenschappen in onze stad of met de boeren die rondom de stad werkzaam waren.
Van daaruit gaf ik door al die jaren heen – met zeer krachtdadige hulp van zuster Yolanda Quilodran – ook cursussen aan leerkrachten, en coördineerden we het studieprogramma voor catechese in anderen bisdommen in Chili. Bij dit alles mocht ik ook voorgaan bij mijn eigen medebroeders binnen de communiteit en bij bijzondere gelegenheden op provinciaal niveau.’
zending in eigen kring‘Toen het generaal kapittel 1994 werd aangekondigd, kregen de provincies FIC allemaal als “huiswerk” om in eigen kring een paar broeders aan te wijzen die beschikbaar zouden zijn voor het nieuw te kiezen internationaal bestuur. In Chili werden op een bijeenkomst van alle broeders vijf namen genoteerd, waaronder die van mij. We gaven dat lijstje mee naar de kapittelgangers,waar ik niet toe behoorde. Op 15 augustus kreeg ik in Talca een telefoontje van br. Johan Muijtjens, de aftredend generaal overste. Hij meldde me dat ik bij de vijf kandidaten hoorde voor het nieuwe generaal bestuursteam. Ik antwoordde hem dat ik geen redenen kon aanvoeren om “nee” te zeggen en dat mijn broeder-zijn op de eerste plaats kwam. De volgende dag kreeg ik een telefoontje dat ik was gekozen in het bestuur, met br. Albert Ketelaars (dorps?/stadsgenoot uit Veghel) als nieuwe generale overste.’
eenzaamheid‘Laat het duidelijk zijn dat ik van harte “ja” heb gezegd op deze nieuwe fase in mijn leven. Maar de overgang van Latijns Amerika naar Europa was voor mij – na dertig jaar – toch wel heel erg groot. Ik had hiernaast de pech dat ik het enige nieuw gekozen bestuurslid was dat zich in Nederland bevond: Albert Ketelaars en Nicolas Zumanaa moesten hun schoolwerk in Ghana overdragen, en dat was ook het geval met de broeders Antherus Sutrisno en Frans Sugi uit Indonesië. Bijkomend probleem was ook dat hun “verplaatsing” naar Nederland ook administratief ingewikkeld was in verband met het verkrijgen van visa. Een en ander betekende dat ik als “groentje” helemaal alleen de bestuurlijke verantwoordelijkheid had over de hele congregatie, waarbij br. William Kets (voormalig generaal vicaris) zo vriendelijk was om me de “weg te wijzen” en bij te staan. Je kunt je voorstellen dat ik me niet helemaal goed in mijn vel voelde zitten en dat bij tijd en wijle de eenzaamheid me om het hart sloeg.’
We waren geen “vergadertijgers” en probeerden via allerlei wegen de broeders wereldwijd bij ons werk en zoeken naar een goede toekomst te betrekken. Albert Ketelaars was hierbij een goed luisteraar en leider.’ pastor in De Beyart‘Bij het volgende kapittel van 2000 dat in Ghana gehouden werd, kreeg het bestuur een wijziging, waarbij ik besloot om in Nederland te blijven en er pastoraal te gaan werken. Ik was heel blij dat de directie van De Beyart me – in samenspraak met het provinciaal bestuur – verzocht om pastor te worden van dit huis. Dat vroeg om mijn denken en invoelen af te stemmen op een andere ervaring rond Kerk-zijn, verkondiging, liturgisch vieren en pastoraat. Ik heb het over het geheel genomen gunstig gevonden geen officiële priesteropleiding gedaan te hebben.
‘Met deze taak ben ik tot op de dag van vandaag blij. Ik mag de honderdvijftig bewoners van De Beyart van dienst zijn door voor te gaan in vieringen, door gesprekken te hebben, belangstelling te tonen, de Ziekenzalving toe te dienen en hen te begeleiden in hun gang naar het kerkhof. Ik vat mijn taak serieus op en bereid de inleidingen op de Vieringen en de verkondiging nauwkeurig voor. Dat ik hierbij nog steeds wat “Latijns Amerikaans” ben in mijn denken en woordkeus moet men maar voor lief nemen. Rond mijn voorgaan ontvang ik niet zoveel bevestiging, maar daar zit ik ook niet (meer) op te wachten.
Ik wil het graag wat rustiger aan doen, en heb me vrij gemaakt van de beslommeringen van de Werkgroep Liturgie. Daarvoor heb ik goede contacten met mevrouw Myriam Steemers, nu hoofd geestelijke verzorging in ons huis.’ ‘Ik denk wel eens als ik het woord voer in de kapel, “dat ze mij toch maar weer elke keer moeten aanhoren”. In wezen ben ik een gevoelsmens. Dat heeft me veel rijkdom gegeven, maar het maakt het leven soms ook wat zwaar. Ik voel me ouder worden en rijpen in mijn persoon en in mijn geloof.’ ‘Ik heb het erg op prijs gesteld dat mijn beide jubilea sfeervol en hartelijk werden herdacht. Ik mag het in oktober met mijn familie vieren. Ook zij zijn voor mij een grote steun. We leven op De Beyart binnen een levende gemeenschap van ouderen: een oase waar het leven draait rond loslaten in hoop op..., en midden in een prachtige stad. Wat wil een mens nog meer .... “ Wim Swüste Bron: Berichten van de Broeders van Maastricht, 2014, nr. 4 |