|
|
|
Openinswoord door Tony de Meulder Broeder Toon roept ons vanmiddag hier samen in deze mooie kapel in de Beyart. We komen samen om God dank te zeggen voor zijn leven. Daarom beginnen wij deze viering met een teken van ons geloof. In de naam van de Vader, de Zoon en de heilige Geest. Beste broeders, familie en vrienden van Toon, Ieder van ons is hier vanmiddag met eigen herinneringen aan hem. En de laatste dagen hebben we met respect over hem gesproken en herinneringen opgehaald, misschien wel anekdotes verteld. Wie was Toon, als broeder, als broer, als oom, als vriend? In 2002 mocht ik Toon, via zuster Augusta leren kennen. En met de jaren groeide onze vriendschap. Rijke gesprekken over het religieuze leven, misschien beter gezegd, over zaken die het leven raken. Deed onze vriendschap groeien. Regelmatig trof ik hem bij Augusta of zij kwamen samen naar Heeswijk. Toon, had iets van een mysticus. De haiku op de rouwcirculaire is dan ook zeer treffend. “Voortdurend kijken wat er leeft diep in jezelf en in een ander. Dit leefdeToon, telkens was hij op zoek naar de kern, het heilige in het leven. Toon zocht de grote God niet zozeer in kathedralen maar meer in het leven van elke dag. Als ik aan Toon denk, zie ik iemand die zijn religieuze geloften eigentijds leefde. Hij durfde te leven met open handen, hij deelde zijn leven met velen die hij tegenkwam. Met enthousiasme kon hij vertellen over zijn tijd in de Roomtuintjes in Amsterdam, de bezoeken aan de Dominicus, de drieweekse retraites en niet te vergeten het iconenatelier. Toon vertelde altijd dat het niet ging om het schilderen, het schrijven van iconen, maar dat de icoon schilder contact kreeg met de heilige die hij schilderde. Maar het ging hem ook om de ontmoeting met de ander, de ander met een hoofd en een kleine letter. Op al deze plaatsen leefde hij met open handen. Toon leefde met open oren, hij was gehoorzaam aan mensen. Hij kon luisteren!!! Hij leefde met een open hart, hij was er voor velen. Met respect sprak hij altijd over anderen, over zijn medebroeders, hij was trouw aan velen. Ook wil ik hier de naam van Zr. Augusta noemen. Op een mooie manier gaven zij gestalte aan hun lange vriendschap, waardoor hun beide religieuze leven meer kleur kreeg en er hierdoor nog meer konden zijn voor anderen. Wat zou ik vele religieuzen en priesters zo’n vriendschap gunnen. Toon, was als Venloenaar ook chauvinistisch, als hij mijn Venlose moeder ontmoette werd er direct dialect gesproken. Op een kaart stond altijd: “doe veel groeten aan het Venloësmaidje”. Toon, het zij je vergeven. Maar nu, staan we aan de grens van afscheid nemen. Voor de laatste keer hebben wij zijn lichaam in ons midden aanwezig. Maar we laten hem pas gaan als wij zijn leven respectvol hebben herdacht. We doen dat door samen te bidden, te zingen, door onze aanwezigheid, door ons verbonden te voelen met de velen die op dit uur thuis een kaarsje branden of zich op welke manier verbonden voelen met Toon. We nemen afscheid van een medebroeder, een broer, een oom, een vriend van wie houden. Eigenlijk telt in ons leven alleen datgene wat stand houdt in de dood. Bestand tegen de dood is alleen wat je uit liefde hebt gedaan, uit liefde tot God en uit liefde tot je medemens. Het laatste stukje van dit levensboek van broeder Toon sluiten we af of toch niet? Nee, we sluiten het niet af we schrijven zijn levensverhaal verder door herinneringen op te halen door de naam van TOON te blijven noemen. Want iemand is pas echt dood als zijn of haar naam niet meer wordt genoemd. Toon, het Licht overwint! Leef in dat licht dat geen einde kent. Maken wij het stil en brengen wij onze gedachten en gebeden op Gods hoogte. |