Terug naar home actualiteit
Terug naar de actualiteit

IN MEMORIAM BR. GERARD HERMANS

Br. Gerard is geboren op 17 juni 1931 in Maastricht.
Hij legde zijn Geloften af in de FIC op 15 augustus 1951.
Op 12 december 2021 overleed hij in het MUMC+ in Maastricht.

We vernamen uit het evangelie van vandaag dat een overbezorgde moeder op haar knieën aan de Man van Nazareth vraagt om een eerste rangs plekje voor twee van haar tien zonen.
Jezus wordt niet boos en zet haar niet publiekelijk voor gek. Nee, Hij legt rustig uit dat zo'n vraag niet op zijn plaats is. “Lieve mevrouw, daar gá ik niet over, dat is in handen van mijn Vader in de hemel”.
En Hij zegt vervolgens: “Je moet geen báás willen zijn, je moet dienstbaar zijn. Dán pas ben je een kostbaar mens in Mijn ogen”.

In de eerste lezing uit het Boek Spreuken, klinkt eenzelfde geluid:
“Bewaar mijn geboden in je hart,
want dán brengen ze je lengte van dagen,
jaren van gelukkig leven en vrede.
Dat goedheid en trouw je nooit verlaten.
Bind ze om je hals!
Schrijf ze in je hart!
Dan ondervind je genegenheid en waardering in de ogen van God en van alle mensen die je op jouw levensweg ontmoet”.

Het lijkt nét, of koning Salomo, die deze woorden op schreef, het beeld van het leven van Gerard voor ogen had: leven in goedheid, trouw, bescheidenheid en dienstbaarheid.

Zulk soort mensen kunnen we in deze dagen van onrust, onwetendheid en tasten in het duister, op zoek naar oplossingen, op één hand tellen.

Daarom ook zijn wij allemaal éxtra bedroefd, dat we van een man, die als familielid en medebroeder en vriend, deze goede gaven in zich droeg, uit handen moeten geven.

We kunnen ons troosten met Gerards woorden die hij onlangs bij zijn feest, toen werd herdacht dat hij zeventig jaar lang met ons onder weg was, zei: “Ik sluit een mooi leven af. En ik ben dankbaar voor iedereen die ik op mijn levenspad mocht ontmoeten.”
In zijn nalatenschap troffen we een handgeschreven levensbeschrijving van hem aan.

“Ons gezin bestond uit vijf kinderen: vier meisjes en één jongen. Ik ben geboren in een huis aan de Grote Gracht in Maastricht. Daar had mijn vader een schoenmakerij. De Aloysiusschool aan de Brusselsestraat was mijn lagere school”.

Gerard zei in de loop van het jaar 1943 tegen zijn ouders dat hij broeder wilde worden. “Die mededeling viel niet in goede aarde”, vertelde hij later. “Mijn vader had vurig gehoopt, dat ik zijn bedrijf zou overnemen. Mijn ouders lieten me met pijn in het hart naar het klooster gaan, maar ze waren er gauw overheen, omdat ze zich toch erg trots op mij voelden.”

Van huis uit was hij begiftigd met veel talenten. Gerard wendde die in zijn leven aan, om anderen van dienst te zijn.
Hij was een gewaardeerd docent aan het Jeanne d'Arc lyceum in Maastricht, was overste in communiteiten en was twaalf jaar lang lid van ons generaal bestuur.
Tijdens zijn verblijf in Malawi werd hij tot tweemaal toe tot provinciaal overste benoemd.

Na zijn terugkeer in Nederland sloot hij zich aan bij de communiteit aan de Capucijnengang in Maastricht. Hij was een geziene vrijwilliger aan ons project 'In de Rooden Leeuw' waar hij blijk gaf van zijn fijngevoeligheid in de benadering van medemensen die aandacht en respect verdienden.

Gerard was een mens die een sfeer van wijsheid en rust uitstraalde. Het was dus niet vreemd dat hij de taak van 'vertrouwensman' in het Woonzorgcentrum De Beyart op zich nam. Met zulk soort opdrachten ging hij zeer bescheiden om. Hij hing ze niet aan de grote klok. Bescheidenheid én wijsheid sierden hem zeer.

Ik vroeg hem onlangs wat het meest benauwende voorval in zijn lange leven was geweest. “Dat was de aanslag op mijn leven in 1998 in Malawi. Ik kwam 's avonds thuis, vond de huisdeur open en kreeg meteen een lading schoten op me afgevuurd: een in mijn buik, die er weer uitvloog, een die mijn arm doorboorde en een schot in mijn billen. Een roofoverval van vijf mannen, die dachten veel geld bij me aan te treffen. Mijn hart stond even stil, je weet niet of je het nog overleeft. Ik had dood kunnen zijn. Behulpzame mensen hebben mij toen op een vrachtwagen gelegd en me naar het ziekenhuis gereden. Gelukkig ben ik er helemaal van hersteld”.

Het is dat ik hem ernaar vroeg, anders zou hij dit nooit , als 'een sterk verhaal' , vol trots bij veel gelegenheden, breed uit vertellen.

Eenvoudig bleef hij ook onder zijn zangtalent. “Op de Aloysiusschool gooide ik hoge ogen met mijn optreden op ouderavonden. Daarop mocht ik optreden, als solozanger, onder leiding van broeder Diëgo. En op schoolrevues kreeg ik de hoofdrollen vanwege mijn mooi stemgeluid”.

Gerard was jarenlang dirigent van het Beyartkoor, dat zijn bijdrage levert aan de Eucharistievieringen. Samen met onze organiste Corrie Dam, verzorgde hij tot de vorige week nog, de Viering in onze Beyartkapel. Als dirigent toonde hij zich muzikaal begaafd, en naar de koorleden toe, heel geduldig en mild.

In onze communiteit aan de Capucijnengang was hij de stille leider. Hij was behulpzaam bij het doen van inkopen, at met veel genoegen, en zeer geconcentreerd, van de maaltijden.
Bij onze communiteisvergaderingen had hij een zeer gedegen inbreng, die getuigde van zijn rijke levenservaring en zijn diepgang in zijn geloof.
Hij had voor ieder een luisterend oor en belangstelling. Dat bij zijn bekijken van voetbalwedstrijden en tennistournooien op de tv het geluid fors was, namen we graag voor lief.

Trouw nam hij deel aan de gebedsvieringen en eucharistievieringen. Elke morgen trof je hem aan in onze gebedsruimte op de zolder van het gebouw “In de Rooden Leeuw.” Dat was een van de steunpunten in zijn leven: in grote trouw zich richten tot de Eeuwige.

Na twaalf jaar in het generaal bestuur gezeten te hebben, volgde hij in 1988 tot 1989 een cursus religieuze vorming aan Sint Anselm's College in Cliftonville, in Engeland. Hij wilde de 'accu' van zijn religieuze leven steeds goed opgeladen houden. Dat deed hij ook in zijn dagelijkse meditaties en gebed.
“Bij gebed vind ik het belangrijk dat het heel rustig, haast meditatief, verloopt. Ik ben blij dat er in mijn gebedsleven een groei zit. Ik heb er behoefte aan om me in alle stilte, vaak zonder woorden, tot de Eeuwige te richten”.

Gerard mag zich nu verheugen in een woordeloze, eeuwige rust bij Diegene die hij in zijn leven zocht.
Hij mag dan nú ervaren dat zijn goedheid en trouw hem nooit meer zullen verlaten, omdat hij een edel mens was in de ogen van God en van zijn medemensen.

Dat we Gerard, na zijn zegenrijk leven onder ons, in genegenheid en dank met ons mee blijven dragen. Dat komt hem, naar ons aller overtuiging, heel erg toe.

Lief familielid, geweldige medebroeder, kostbare metgezel, vaar wél!


Wim Swüste FIC.