DE KROCHTEN VAN DE BEYART
Onder de panelen van de kunstenaar Paul Tieman die in oktober
in de gangen rond de gastenzaal in De Beyart onthuld werden, gaat wel de grootste over "het leven in De Beyart".
| |
Paul Tieman heeft er nevenstaande tekst bij geplaatst.
Wel moet er de aantekening bij gemaakt worden dat de foto's slechts een bepaald facet van het Beyart-leven
laten zien, en dan ook nog
tijdgebonden. Men mag dan denken aan de situatie rond
1925.
|
Van al de getoonde voorzieningen zijn nu alleen
de keuken, de wasserij, een technische werkplaats en een repro nog aanwezig.
Een flink aantal van die activiteiten vond plaats in de kelders, of souterrain, of de
krochten van De Beyart. Aan de ene kant
bevonden zich ramen om licht te verschaffen aan het gangenstelsel, en aan de andere kant bevonden zich allerlei ruimtes waar de
verschillende beroepsactiviteiten zich afspeelden.
| |
|
| | De oudste foto is die van de smederij. Hij is van 1900.
De tint van de foto geeft al een tijdgeest aan, iets dat Paul Tieman ook in de panelen uitgedrukt heeft.
|
De foto van de brouwerij is van rond 1914.
Er was een regel dat de broeders dagelijks een bepaalde hoeveelheid bier mochten gebruiken. Dat bier
was wel van een lichte - laag-alcoholische - kwaliteit. Het werd ook niet gebotteld maar
aangeboden in grote kannen.
Al voor de oorlog van 1940-45
werd de dagelijkse consumptie van bier afgeschaft. Het werd van toen af alleen gebruikt bij feesten.
| |
|
| |
De keuken in 1920. Broeder-kok werd opgeleid in de
eigen keuken. De keuken moest zo'n honderd broeders
voeden plus een 27-tal novicen. En dat met de zuidelijke gewoonte van vier maaltijden per dag. De broeders in de keuken maakten lange dagen, en veel vrije dagen waren er ook niet. Door hun kookkunst - of afwezigheid ervan -
hadden ze ook wel invloed op de algemene sfeer in de
communiteit.
|
Een slachterij uit 1922.
Vermoedelijk werden alleen varkens wel eens op de ouderwetse manier geslacht.
Runderen kwamen van het slachthuis en werden binnen in de slagerij verder verwerkt.
| |
|
| |
De kleermakerij in 1923. Hier werd alle bovenkleding voor
broeders en novicen gemaakt. Verder ook de nodige beschermende kleding voor werkzaamheden. De kleermakers hier dragen de ons bekende sloven. Habijten werden gemaakt
van laken (geschoren wol). Elke twee jaar werden de maten van de broeders genomen, en dan een tijd later kreeg men een nieuw habijt. Als men zuinig op zijn habijt paste, kon men beschikken over een doordeweeks habijt, een zondags habijt en een feest habijt
Andere benodigdheden voor de kleding werden ook door de
kleermakerij ingekocht en waar nodig aan de broeders verstrekt.
|
Het ketelhuis in 1923.
Stoom werd geproduceerd voor verwarming en voor
het aandrijven van de generatoren. De verwarming ging 's nachts op een laag pitje en 's morgens bij de nieuwe aanvoer van stoom klonken de knallen door het huis.
Novicen werden daar 's morgens niet in hun slaap gestoord, want ze sliepen in niet verwarmde slaapzalen. Pas veel later werd stoomverwarming vervangen door warmwaterverwarming.
| |
|
| |
In 1924 waren de broeders nog niet zo ver dat men over een vrachtauto dacht. Het was dus paard en wagen. Nog gebruikt tot rond 1955. De wasserij van de Beyart verzorgde ook het wasgoed van de communiteiten in Wijk en aan de Tongerseweg. Ook de bakkerij leverde aan die huizen.
En als de studenten van de Kweekschool op vakantie gingen, werden de koffers met dit vehikel naar het station gebracht.
Het paard werd ook gebruikt om een lorrie op rails - gevuld met kolen -
van de opslag naar het ketelhuis te trekken. En dat met aanvuring door Bertus, een bekende figuur in Maastricht.
|
In 1929 werd zelf nog elektriciteit opgewekt.
Waarschijnlijk van een lagere spanning dan van het landelijk net. Toch moest er voldoende capaciteit geleverd worden, voor de machines die in verschillende bedrijfs- ruimten gebruikt werden.
Een zoektocht in het archief over het einde van deze zelfvoorziening heeft geen resultaat opgeleverd.
| |
|
Wordt vervolgd.
|